Leonard Frank over zijn geschiedenis

Leonard Frank over zijn geschiedenis in het Shaffy Theater

Mijn eerste kennismaking met het gebouw kwam via de krant. Verontwaardigden, solidair met het in opstand gekomen onderdrukte Hongaarse volk, stenigden Felix Meritis en poogden zich op deze manier toegang te verschaffen tot de redactieburelen van het communistisch dagblad De Waarheid om daar met alle waarschijnlijkheid de boel verder kort en klein te slaan. Ze zouden die vuile communisten eens mores leren maar Felix werd heldhaftig verdedigd door diezelfde communisten tot uit de dakgoot aan toe.
Het was 1956.

In mijn studententijd in Amsterdam, begin jaren 60, begon Felix Meritis zich steeds meer aan me op te dringen. Als thuisbasis voor De Waarheid als politiek gegeven, ik studeerde enige tijd politicologie. Maar vooral omdat ik bezoeker werd van voorstellingen van o.a. Ramses Shaffy en Hollands Hoop. Weer later diende het gebouw als toonzaal voor mijn eerste toneelproducties.

Bob Logger heeft al geschreven over De Lusitanische Bullebak die in 1969 onder mijn regie in het Shaffy theater het leven zag.

De vrijheid bedreigd? was de tweede productie van mijn hand. Ze werd op 5 mei 1970 (25 jarige bevrijding) eenmalig getoond, met Studio Laren van Marijke Ferguson en als acteurs Joop Keesmaat, Ina v.d. Molen, Jack Horn en Donald de Marcas. Medewerking werd verleend door Pim Fenger (dramaturgie).
Twee belangwekkende feiten herinner ik me: we wisten het actuele radio politieverkeer over de op dat moment uitgebroken krakersrellen direct tijdens de voorstelling in de Concertzaal te laten klinken en vervolgens lieten we het publiek na afloop een Niet-Ariërverklaring ondertekenen, met groot gevolg en veel succes.

Toneelgroep Studio met Jaap van Donselaar, Coby Stunnenberg, Marijke Frijlink en Fred v.d. Hilst, decor Jan Joris Lamers, speelde in de Zuilenzaal Menuet van Louis Paul Boon. Links en rechts van de oplopende tribune stonden monitoren opgesteld, waarop opgenomen scènes, toen nog via een videoband, werden afgespeeld. O.a. het meisje in het bad en de noodlottige val van de arbeider in de vrieskelders.
In die tijd, het was 1971, gebruikten we voor het eerst ‘moderne media’ in het theater.

Logisch dat voor mij de stap niet groot was om voor Toneelgroep Baal in 1972 Shaffy als thuisbasis te kiezen en in het bijzonder de Concertzaal als vaste speelplek.

Directeur Steve Austen vond het een prima idee, de gemeente zorgde voor een simpele technische verbouwing in de vorm van een paar ijzeren balken onder het plafond bij wijze van grit, de tribunes kwamen uit de Shaffy zaal en elders vandaan en met steun van de technische dienst van Shaffy startten we een jaar later ons eerste seizoen. We zouden onze activiteiten verdelen tussen Shaffy en De Brakke Grond maar dat plan hield geen stand en zo heeft Baal 7 jaar achter elkaar haar premières en de daarop volgende seriebespeling in Shaffy kunnen geven.

Na die 7 jaar waren we uit de zaal gegroeid en verhuisden voor één seizoen naar het Baal IJtunnel Theater om vervolgens 7 jaar domicilie te kiezen in Theater Frascati.

De dag na de laatste voorstelling in Shaffy in het voorjaar van 1979 (Nekrassov van Sartre, regie: Rudolf Lucieer) reed ik op de fiets voorbij mijn eigen kersverse ex-schouwburg. Voor het gebouw stond een flinke rij jonge toeschouwers half op de stoep half op de rijweg in afwachting van een toegangskaartje. Passerend werd me achterna geroepen, ‘Kun je niet uitkijken, opa!’
De dingen gaan snel. En snel voorbij.

Soms, half liggend op het balkonnetje in de Concertzaal, ik was als de dood dat het publiek me zou zien, volgde ik met de twee technici de voorstelling van Baal.
De klik waarmee de Revox bandrecorder werd gestart was elke keer voor iedereen duidelijk hoorbaar. Aha, muziektheater, de tape is gestart, zag je de mensen denken.
Een komisch misverstand: voor De Onverstandigen Sterven Uit, van Peter Handke, had Rudolf L. zich helemaal te pletter gestudeerd om zichzelf tijdens de voorstelling zingend op een elektrisch pianootje te kunnen begeleiden. Het publiek hoorde de begeleiding via speakers. Vrijwel alle bezoekers waren in de vaste overtuiging dat Rudolf werd begeleid door een van te voren opgenomen pianobandje.

’s Nachts werd er uitgelicht voor de nieuwe première met een uitgeschoven wankele ladder tot in het grit en de nachtportier van de Waarheid die koffie bracht. De route via het achterdoek, een verscholen deurtje, een krakend bochtig trapje naar een morsige ruimte op de eerste verdieping: de kleedkamer, en ernaast de redactielokalen van De Waarheid.

Geen vast toneel, voor iedere nieuwe productie wilden we plek en vorm van een eventuele toneelverhoging zelf bepalen. Dat heeft tot resultaten geleid waar ik nog steeds trots op ben.

Bekende Gezichten Bekende Gevoelens

In Bekende Gezichten Bekende Gevoelens (Botho Strauss) was het publiek, in de lengte aan 2 kanten van de zaal opgesteld, op bezoek bij een uit handen lopend diner in de eetruimte van een hotel, terwijl in het tweede deel, na een subliem decorchangement (Paul Gallis), de toeschouwer plotseling te gast was in de glimmend gepoetste danszaal van het hotel.

Tijdens La Plagiata (een musical samen met live Willem Breuker en Het Kollektief) werd de lengte van de linkerwand gebruikt als onderdeel van het decor. Verbolgen en verdwaasde gezichten van De Waarheid’s redactieleden verschenen achter de ramen één hoog, terwijl wij doorgingen met de repetitie. Toneel op locatie (1976).

Het publiek plotseling in aangezicht met een heuse levende slang, een jonge Python van 3 meter, die op een decorstuk lag te kronkelen.

Een omvallende boekenkast die iemand in het publiek noopte tot een poging tot reddend handelen waardoor een acteur (Han Römer) zijn voet brak.

Het nachtelijk gesluip door de gangen, over de overloop, naar buiten, het plaatsje achter het gebouw op de asemmer zittend. Het gekraak en gesteun van de eeuwenoude planken. Dan…heel voorzichtig de deur open naar het balkonnetje van de techniek. De warme walm die je tegemoet sloeg. Het geritsel van het publiek beneden in de zaal. Publiek waar je helemaal nooit aan zou wennen

Ik was toen een regisseur die moeilijk in de zaal plaats kon nemen tijdens de première, ook heel lastig trouwens tijdens try-outs en zelfs gedurende de voorstellingen later.
Mijn vertrouwen in het publiek was niet groot, ik was bang voor hun snelle, negatieve reacties. Ook voor hun positieve kon ik moeilijk een houding vinden. Voor alles verschool ik me en hoopte zo de directe confrontatie te ontlopen.

Soms zat ik tijden doodstil onder de tribunes tussen de planken door mee te gluren naar de voorstelling. Als er dan echter iemand boven mijn hoofd even ging verzitten, even de rug strekte, klonk dat in mijn oren als een bevestiging van extreme verveling: die toeschouwer wilde kennelijk het liefst zo snel mogelijk weg, dacht ik.
Elk kuchje, elk verzitten, elk gebaar of geluid van iemand uit het publiek had voor mij de heftigheid van een donderslag.

Zo heb ik muisstil sluipende, heel wat routes door het gebouw verkend, van de nok naar beneden, van voor naar achter. In het café, in het hokje van de portier voor de klapdeuren naar de trappenhal, in de toiletten.

Felix Meritis is voor Baal èn voor mij ons eerste huis in het toneelleven geweest. Daar wil ik Steve en zijn Shaffy nog eens graag voor bedanken en vooral er ook uitbundig mee feliciteren, want, er kon alles en niets was ze te dol.