Van Festival of Fools tot nieuwe trends in festivalland

Verslag van de forumdiscussie op 9 november 2013, tijdens het Shaffy Weekend.

Pioniers van de Nederlandse festivalwereld aan het woord

Het is rustig op de zaterdagmiddag van het Shaffy Weekend. Over een aantal uur zal uit de Shaffyzaal muziek klinken van artiesten die een hommage brengen aan Ramses Shaffy, voor nu begeeft Felix Meritis zich nog even in rust. In de ’s avonds zo uitbundige Shaffyzaal heeft zich een bijzondere groep mensen verzameld om te spreken over het Nederlandse festivallandschap. Terwijl op groot scherm unieke beelden worden getoond van het Festival of Fools, dat jaarlijks plaatsvond van 1975 tot 1980, komen de sprekers een voor een binnen: Steve Austen (Festival of Fools), Terts Brinkhoff (De Parade), Joop Mulder (Oerol), Esther Lagendijk (Fetsival over het IJ) en Henk Schoute (Zeeland Nazomer Festival).

Drieëndertig jaar na het hoogtepunt van het Festival of Fools zullen deze pioniers vertellen over hun visie op de kunsten, inspiratie achter de festivals en de toekomst van de zogenoemde festivallisering.

Het Festival of Fools van 1980, dat gehouden werd op de toen net verlaten werf van de Amsterdamsche Droogdok Maatschappij aan de overkant van het IJ, betekent veel voor onder meer Brinkhoff en Mulder. Zij beleefden vrijwel gelijktijdig hun coming out tijdens dit festival. Mulder vertelt hoe hij in contact kwam met artiesten in zijn kroeg op Terschelling en mee werd genomen naar Amsterdam. De toenmalige ADM-werf was omgetoverd tot festivaleiland met vijfentwintig podia en in tien dagen tijd circa zestigduizend bezoekers. ‘Ik was zwaar onder de indruk van het spektakel en dacht: waarom niet op mijn eigen eiland?’ Locatietheater sprak Mulder aan en het Oerol kon helpen de vrijplaats Terschelling verder te ontwikkelen. De jonge generatie wilde van de instituten af en de festivals pakten dit gevoel op. De ongedwongen en onbevangen sfeer van het Shaffy Theater werkte door in de ontwikkeling van de festivals. Brinkhoff legt uit: ‘In het Shaffy Theater kwam je binnen en wist je nooit precies wat je te wachten stond. Je kwam eerder verrast dan bevredigd weer naar buiten. Zo is het ook bij een festival.’

Het op onderzoek uitgaan en durven experimenteren is voor de initiatiefnemers van de festivals essentieel. Artistieke kwaliteit, je blijven ontwikkelen en geen genoegen nemen met succes; alleen zo kun je als festival voort blijven bestaan. Lagendijk is ervan overtuigd dat het experiment naar een breed publiek kan worden gebracht. ‘Je moet het publiek niet onderschatten. Wij hebben het bij het Festival over het IJ geprobeerd, meer gesettelde acts om publiek te trekken. De zaalbezetting bij het experimentele toneel bleek hoger te liggen.’ Schoute vertelt dat de organisatie van het Zeeland Nazomer Festival iets dergelijks heeft waargenomen: er is budget voor grote namen, maar de Zeeuwen geven daar weinig om. Het festival brengt een productie naar het publiek, niet een naam. Ook Mulder is van mening dat de festivals in Nederland laboratoria moeten blijven om impulsen te veroorzaken. ‘Doe wat je wilt doen. Wat je als test wilt ontwikkelen kan best breed gedragen worden,’ luidt zijn advies. ‘Het Oerol is echt met het landschap bezig en bindt het publiek zo aan zich. Je moet die ontwikkeling niet stil willen zetten om aan de middenstand tegemoet te komen.’

Kwaliteit en ontwikkeling staan bij de festivals hoog in het vaandel. Tegelijkertijd is het publiek wel degelijk van grote invloed. ‘De Parade van nu werkt vanuit het rondreisprincipe en de doelstelling is nog steeds om op lichtvoetige wijze kwaliteit naar het publiek te brengen,’ aldus Brinkhoff. ‘We willen een ontmoetingsplek van ideeën en publiek creëren; minder gedwongen, maar met kwaliteitscontrole.’ De meerwaarde van festivals ligt voor de sprekers in de vorm waarin deze plaatsvinden. Het is een format dat werkt om te tonen wat breder ligt. Daarnaast willen mensen deel uitmaken van de festivalbeleving en zich verbinden aan de naam van het festival, waardoor een festival als marketing tool kan werken. Terts wijst op de impact van de sociale media. ‘Iedereen wil alles live met elkaar delen. Het gaat om samenkomen, om beleven. We leven echt in een tijd van energie en ideeën.’ De nadruk op de beleving heeft elders in Europa geleid tot magneetfestivals waar programma’s ter plaatse worden gevormd en niet de kunst, maar vooral de samenkomst van mensen van belang is. Dit is volgens de Nederlandse festivalmakers een interessante ontwikkeling voor de toekomst, maar ze zijn allen van mening dat een festival meer moet zijn dan een event. Juist de artistieke kwaliteit draagt daaraan bij.

Het Festival of Fools van 1980 werd georganiseerd vanuit het achterliggende idee dat het daarna afgelopen moest zijn met het concept ‘margetheater’. De hoop was dat de schouwburgen de voorstellingen ook zouden oppakken. De meningen hierover zijn verdeeld. ‘Festivals moeten doorgeven, verkopen, doorspelen en laten gaan. Een schouwburg probeert zichzelf in stand te houden. Dat heeft iets elitairs,’ vindt Terts. Ook Mulder meent dat een schouwburg meer een inkoopinstituut is. Schoute denkt dat je moet kijken welke voorstellingen van het festival in de schouwburg kunnen worden gespeeld, maar gelooft niet dat je al het festivalpubliek kunt meenemen. Juist de festivalbeleving houdt dit tegen. ‘Want,’ benadrukt hij, ‘de voorstelling wordt dan niet gespeeld als festivalvoorstelling op locatie. Zodra het zich in de schouwburg afspeelt is het een andere vorm van theater.’ Rob Weber, oud-directeur van het Shaffy Theater, medeorganisator van het Festival of Fools van 1980 en tot voorkort directeur van de schouwburg in Hoorn legt uit dat het inderdaad onmogelijk lijkt te zijn voor een schouwburg om een festivalsfeer te creëren, op incidentele gevallen als de multifunctionele schouwburg in Rotterdam na. Wat wel is ontstaan is de kleine zaal, zodat voorstellingen van bijvoorbeeld het Festival of Fools toch onderdak kon worden geboden in de schouwburg.

Duidelijk mag zijn dat experimenteren en ontwikkelen met behoud van artistieke kwaliteit voorop staat voor de Nederlandse festivalmakers. Het brengen van de kunsten naar breed publiek via locatietheater ligt aan de grondslag hiervan, zonder dat het de programmering beïnvloed. Festivals kunnen fungeren als marketing tool, maar dragen het merk dat hun naam is geworden op eigenwijze manier: het publiek vormt zich naar het merk, niet andersom. Waar zien de pioniers de festivalwereld over vijf jaar? Hugo De Greef, oprichter van het Kaaitheater in Brussel, vertelt hoe er een ware booming is aan festivals in Europa. Iedereen laat zich inspireren door elders. De ontstaansgeschiedenis van de festivals is wellicht uniek in Nederland, maar eenzelfde soort zoektocht naar een goede manier om een festival neer te zetten is overal in Europa waarneembaar. ‘Bij ons in Vlaanderen is er vaak geen grens meer tussen de reguliere huizen en de festivals. Ook de reguliere kunstcentra trekken breed publiek aan.’ Bezoeker Wouter Raven spreekt van een nivellering: festivals dragen eraan bij om verschillen tussen ‘de kleine en grote kunst’ te verkleinen en kunstvormen bij elkaar te brengen.

De initiatiefnemers van het Festival of Fools in 1980 hadden de wens het zogenoemde ‘margetheater’ uit de marge te krijgen. Hun wens lijkt door de hedendaagse festivals, gegroeid uit de zaden die het Festival of Fools heeft gepland, ten dele te zijn vervuld. De media nemen festivals steeds serieuzer en er is toenemende aandacht en acceptatie voor experimentele praktijken binnen het festivalterrein. Hoewel de meningen over de wisselwerking tussen festivals en schouwburgen verschillen, is het laatste woord hierover niet gesproken. Lagendijk hoopt dat festivals de stimulans kunnen zijn om schouwburgen laagdrempeliger te maken en open te gooien. ‘Blijf de discussie voeren over wat je met kunst wilt zeggen in de maatschappij,’ moedigt ze aan, ‘en laat de magie terugkomen.’ Ook Schoute gelooft erin dat de festivals zich niet hoeven af te zetten tegen schouwburgen, maar kunnen samenkomen. Een schouwburg mag dan anders zijn dan een festival, het brengt net zo goed een beleving met zich mee. Hij besluit: ‘Als we elkaar opzoeken, dan wordt het over vijf jaar heel interessant.’ Wij wachten in spanning af.