Een herinnering aan Will Spoor van Ineke Austen
Leeftijd is een eigenaardig fenomeen. In oktober 1969, het begin van de zogenaamde theatervernieuwing in Nederland, was ik ongeveer 25 jaar oud. Ik maakte toen deel uit van een geheel uit vrijwilligers opgetrokken collectiefje dat probeerde in een zaaltje in het voormalige bolwerk van de CPN, het gebouw Felix Meritis, theateractiviteiten te laten zien die nog nooit vertoond waren. We noemden het Shaffy Theater, naar Ramses Shaffy, die daar begonnen was met een intieme variant op zijn ‘Shaffy Chantant’, een theatershow met Liesbeth List en het trio Louis van Dijk, waarmee hij triomfen gevierd had in de grote schouwburgen in Nederland en België. Wij dachten, autodidacten als we waren, dat het beter zou zijn voor het imago. Met de Aktie Tomaat hadden wij niets van doen, dat is geheel aan ons voorbij gegaan. Wel hadden we voorstellingen in de theaterboerderij van Ritsaert ten Cate in Loenersloot gezien en wat hij deed met het buitenlandse theater dat wilden wij ook, maar dan met theater van eigen bodem. Dat het ons geheel ontbrak aan enige vorm van inkomsten, laat staan subsidies (die kwamen pas mondjesmaat in 1972), vormde in het geheel geen belemmering. Op succes waren we eigenlijk ook niet uit. Dat groepen als Neerlands Hoop in Bange Dagen en Hauser Orkater dat weldra wel kregen is nooit een reden geweest om ze in huis te halen. We vonden ze gewoon toen al hartstikke goed. Toen zich dan ook een in onze ogen middelbaar heerschap aandiende – een veertiger(!) Will Spoor genaamd, die een waanzinnig plan had om met Willem Breuker een voorstelling te maken, zeiden we meteen ja. Breukers muziek kenden we en Spoor namen we op de koop toe. We hadden wel gehoord dat hij al sinds de jaren vijftig actief was, gewerkt had met Marcel Marceau in Frankrijk; met een tent had rondgereisd die in 1967 in Scheveningen na een hevige storm de lucht in was gevlogen, waarna zijn gezelschap failliet verklaard was; tournees had gemaakt in het buitenland, waar hij onder andere in Italië gearresteerd was wegens een zedenschandaal naar aanleiding van de voorstelling Penis Invention; dat leek ons wel wat. De samenwerking zou meer dan tien jaar duren.
Will Spoor behoorde tot een generatie theatermakers die al ver vóór 1969 besloten had buiten de gebaande paden om met theater bezig te zijn. Door een spierziekte moest hij zijn opleiding viool aan het conservatorium afbreken, kwam na veel omzwervingen in Parijs terecht bij Etienne Decroux, waar hij de mogelijkheden van de mime corporel ontdekte. Hij zou acht jaar in Pa¬rijs blijven en maakte ook deel uit van het gezelschap van Decroux. Later zou hij, weer terug in Nederland, pogingen ondernemen om met Jan Bronk en Frits Vogels een opleiding tot mimespeler op te zetten. Hoewel Frits Vogels, die een veel beter pedagoog was, uiteindelijk die opleiding zou gaan leiden (de mime-opleiding werd in 1968 een feit, na een fusie van verschillende theater- en balletscholen onder leiding van Jan Kassies), was Spoor aan de opleiding verbonden tot 1977, waarna hij naar eigen zeggen ‘wegvergaderd’ werd. Wel heeft hij nog meegewerkt aan het Tennessee Williams Project als speler en regisseur, dat onder lei¬ding van de nieuwe artistiek leider Tom Jansen met studenten en docenten in Shaffy werd opgevoerd. Daarna kwam hij met een geheel nieuw concept, waarover straks meer.
Zoals gezegd, de eerste produktie die in Shaffy uitkwam was een samenwerkingsverband met het Willem Breuker Collectief. L.A.R.F. ging op 25 juni 1969 in première. Dat was meteen al een probleem. Het theaterseizoen was in die tijd in mei afgelopen en de recensenten waren op vakantie en voor zover ze niet op vakantie waren hadden ze hun handen vol aan het Holland Festival. Dan moesten we maar niet zo stom zijn juist in die tijd een première te willen geven. Het volgende project zouden we beter plannen. Ricercare 7, weer op muziek van Willem Breuker en nu ook Terry Riley, kwam uit op 14 april 1970. Niet dat toen de pers in groten getale op de stoep stond: ten eerste wist men niet wie ze moesten sturen, een muziekrecensent of een toneelrecensent. Ten tweede was het mime en dat leek helemaal niet op toneel, kortom: lastig, lastig. De tijden zijn niet veel veranderd. Spoors voorliefde voor het werken met musici leidde tot een nieuwe samenwerking met Chaim Levano en de onlangs overleden Hub Matthijsen. In 1973 eindigde deze samenwerking, of liever gezegd, Spoor werd uit het collectief gezet wegens ‘onhandelbaar gedrag’. Het werd een spraakmakende dernière van het gezelschap Mime Theater Will Spoor en de feestelijke première van het Consortium Waste of Time. De genodigden waren in passende avondkledij en na de openingstoespraak door Carel Alphenaar knalden de kurken van de champagneflessen en begeleidde het Resistentie orkest het bacchanaal met haar decadente geluid. Spoor kwam drie jaar later terug met een geheel nieuwe ploeg, met zijn Onk Theater Overal, waarvan onder anderen Paul Clark en Craig Eubanks jaren de vaste kern vormden. Hij introduceerde de door Boudewijn Bielke vervaardigde Onk, een houten pop waarmee hij opnieuw vriend en vijand zou verbazen. Ooit heeft hij gezegd: ‘Als ik ergens een hekel aan heb dan is het wel de bijna efficiënte vervlakking die ik binnen de maatschappij constateer. Ik kan er niet zo goed meer tegen, dat vervloekte gelijkschakelen van mensen, het nauwelijks meer oog hebben voor individuen. Het gaat er allemaal zo verdomd eentonig uitzien. Daarom blijf ik ook doorploeteren met de mime. Het houdt je in leven. Je ontdekt telkens weer iets nieuws om mee te kunnen werken. En daar moet het dacht ik toch altijd weer om gaan.’ Inmiddels heeft hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Onlangs kreeg ik een kaartje van hem uit Praag waar hij met zijn nieuwe ‘project’, een tot eenpersoons woonboot omgebouwd sleepbootje, naar toe gevaren is om met Tsjechische mimers te werken. ‘Voorlopig kom ik weer in Amsterdam overwinteren en regelen en opruimen! 11 Juli af via Hamburg! Na skledamou!’ Het Shaffy Theater heet weer Felix Meritis. Will Spoor blijft Will Spoor.
Uit: Tomaat in Perspectief, theatervernieuwing in de jaren ’60 en ’70.
Redactie: Dennis Meyer.
Met dank aan Theater Instituut Nederland.