door Jaap Hoeksma, rechtsfilosoof en Europadeskundige
Caroline de Gruyter heeft een prachtig boek geschreven, maar het wordt in Europa wel beter. De auteur heeft in Wenen en Brussel gewoond, de hoofdsteden van het oude Habsburgse keizerrijk en de huidige Europese Unie. Aan de hand van persoonlijke ervaringen schetst ze een indrukwekkend beeld van de rijkheid van beide culturen en laat ze de lezer gul delen in haar eigen voorkeuren en antipathieën, zoals de Habsburgse bals. Zij wijst tevens op de staatkundige en volkenrechtelijke overeenkomsten tussen het 19e-eeuwse Habsburg en het eigentijdse Brussel. In het voetspoor van de onvergetelijke professor Pangloss uit Voltaire’s Candide trekt ze haar conclusie: van alle denkbare werelden is de EU de slechtste nog niet.
Wat is de Europese Unie?
De toelichting die de auteur op haar in de titel verwoorde stelling dat ‘het niet beter wordt’ geeft, is gebaseerd op het vastgelopen debat over de aloude vraag wat de Europese Unie is. Wetenschappers en politici hebben zich sinds de oprichting van de Europese Gemeenschappen na de Tweede Wereldoorlog vooral gericht op de vraag wat het nieuwe samenwerkingsverband zou moeten zijn. Volgens de federalisten hadden de Gemeenschappen en de EU een federale roeping en dient de huidige Unie naar het voorbeeld van de VS een soort Verenigde Staten van Europa te worden. De soevereinisten stellen daartegenover dat de onafhankelijkheid van de lidstaten gewaarborgd moet worden en bepleiten de totstandkoming van een Europa van de Vaderlanden. Deze impasse vormt de achtergrond, waartegen de schrijfster tot de slotsom komt, dat ‘het niet beter wordt’. De Unie moddert maar wat door. In de ogen van de federalisten doet de EU steevast te weinig, maar in die van de soevereinisten altijd te veel.
De Conferentie over de Toekomst van Europa
De verschijning van ‘Beter wordt het niet’ valt samen met het begin van de Conferentie over de Toekomst van Europa, waartoe de Europese Raad na de totstandkoming van de Commissie-Von der Leyen heeft besloten. Het doel van de conferentie is zowel om een betere verstandhouding tussen de burgers en de EU te bewerkstelligen als om de democratische legitimiteit van de Unie te vergroten. Het gaat erom de EU een democratische grondslag te geven, c.q. de democratische fundamenten van de Unie te verstevigen.
Deze taakstelling dwingt ertoe op een nieuwe manier naar de EU te kijken. De vraag die beantwoord moet worden, luidt of de EU als een democratie kan functioneren zonder een staat te vormen. In het traditionele dilemma van federale staat of confederale unie van staten is de democratie geen probleem. In de benadering van de EU als confederatie functioneren de lidstaten op democratische grondslag, terwijl de democratie in de federale benadering vanzelfsprekend op het niveau van de nieuwe staat gestalte moet krijgen. Omdat de EU op basis van het Verdrag van Lissabon uit 2007 onmogelijk als een staat beschouwd kan worden en evenmin aan de vereisten van een confederale statenunie voldoet, staat de conferentie voor de historische taak om aan te geven of en zo ja hoe de Europese Unie als een Europese democratie kan functioneren.
Europese democratie
Zeventig jaar na het begin van de Europese samenwerking komt de vraag, wat de EU is, dus opnieuw aan de orde. De beantwoording van deze vraag begint met de vaststelling dat de EU niet in de bestaande categorieën van statenunie of staat begrepen kan worden. Dat brengt uiteraard niet met zich mee dat de EU niet bestaat, maar dat er nieuwe termen en theorieën ontwikkeld moeten worden om te verklaren hoe de Unie als samenwerkingsverband van 27 staten en ruim 450 miljoen burgers werkt. Zo bezien bestaat de eerste stap uit de constatering dat de EU een nieuw subject van het internationaal recht vormt: de EU is een Unie van Staten en Burgers. Het Verdrag van Lissabon regelt de inrichting en de werking van deze Unie. De belangrijkste conceptuele eis die het Verdrag aan de Unie en haar lidstaten stelt is dat beide aan strenge eisen van democratie en rechtsstaat moeten voldoen. De EU is niet alleen een unie van democratische staten maar functioneert zelf ook op democratische grondslag. Vanuit het oogpunt van de burgers kan de EU op basis van het Verdrag van Lissabon dus geïdentificeerd worden als een democratische Unie van democratische staten. Deze vaststelling brengt met zich mee dat de EU op mondiaal niveau gekenmerkt kan worden als de eerste democratische regionale organisatie uit de geschiedenis.
Conclusie
Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat het in de EU en Europa niet beter zou kunnen worden dan nu. We staan integendeel aan het begin van een nieuw tijdperk. De lidstaten hebben ieder voor zich weliswaar een meer of minder lange democratische traditie, maar de democratie van de Unie staat nog in de kinderschoenen. De burgers en de lidstaten moeten nog leren omgaan met een transnationale Europese democratie. Het functioneren van de Unie als democratische internationale organisatie op het niveau van de VN is ook voor verbetering vatbaar. De EU moet enerzijds de onmisbare schakel tussen de staten van Europa en het globale bestuursstelsel van de Verenigde Naties vormen en anderzijds laten zien dat regionale organisaties van staten ook democratisch kunnen functioneren. Het besef dat het beter moet en kan, vormt een onmisbare voorwaarde om uitdagingen van dergelijke omvang met opgeheven hoofd tegemoet te treden.